De huidige Familievereniging Dicht-bij is opgericht in 2003. Toch gaan de roots verder terug. Dat heeft te maken met de verschillende voorgangers van de huidige organisatie Dichterbij. Terugkijkend in de geschiedenis lijkt het alsof het woord "ouderparticipatie" in Ottersum en Gennep is uitgevonden. Eind jaren 60 blijkt een keerpunt te zijn, in maatschappelijk opzicht en specifiek voor Maria Roepaan en de Augustinusstichting. Brachten ouders voor die tijd hun kind naar een instelling dan was de zeggenschap over de zorg voor hun kind voorbij. De verantwoordelijkheid lag geheel bij de instelling. De tijdgeest zorgde voor een kentering. En steeds blijkt dat de ouderparticipatie in Maria Roepaan en de Augustinusstichting parallel aan elkaar loopt, maar ook vernieuwend en succesvol is.

De eerste vermelding van de voorgangers van Familievereniging Dicht-bij dateert van juni 1969. Toen werd de voorloper opgericht onder de naam ‘Vrienden van Maria Roepaan’, met een stichtingsbestuur. Volgens sommigen de eerste vorm van ouderparticipatie in Nederland. Daarvoor waren ouders niet georganiseerd. De organisatie ontstond uit een spontane inzamelingsactie in Sinterklaastijd. Omdat er meer geld werd ingezameld dan beoogd, en veel ouders enthousiast reageerden op het ontstane onderlinge contact was de organisatie al snel een succes. Ouders ontdekten het belang van samenwerken en ervaringen uit wisselen. Een half jaar later, in januari 1970, werd ook bij de Augustinusstichting een ouderorganisatie opgericht. De belangstelling was groot en bij de oprichtingsvergadering waren maar liefst 350 ouders en familieleden aanwezig. In tegenstelling tot ‘de vrienden van Maria Roepaan’ kon men bij de Augustinusstichting toen al lid worden van de vereniging.

Aanvankelijk had het bestuur van Maria Roepaan  koudwatervrees. Daarom werd het werkgebied van ‘de vrienden van Maria Roepaan’ zorgvuldig afgebakend. De stichting richtte zich op twee zaken: interne belangenbehartiging en de realisatie van voorzieningen die het instituut niet via de AWBZ kon financieren.

Bij de viering van het eerste lustrum van de ‘Vrienden van Maria Roepaan’ in 1974 hield de psycholoog van Maria Roepaan, dr. H. Gresnigt, tijdens de studie een pleidooi voor een veel grotere plaats en betrokkenheid van ouders in instituten. Naar aanleiding hiervan ontstond in 1975 het landelijke Werkverband van Ouders rondom Internaten (W.O.I.). Ook werd nieuw leven geblazen in de paviljoensoudercommissies (p.o.c.’s) van Maria Roepaan. Zij kregen drie doelstellingen mee: het bevorderen van contact tussen ouders onderling en tussen ouders en groepsleiding, het (beter) verkrijgen van informatie, en het (beter) inbrengen van de ouderlijke verantwoordelijkheid. Doelstellingen die vandaag de dag nog actueel zijn. Om de inspraak van de leden beter en democratischer te regelen werd de stichting ‘Vrienden van Maria Roepaan’ omgevormd tot een vereniging. De ‘Oudervereniging Maria Roepaan’ was een feit. De overgrote meerderheid van ouders was lid van de vereniging en de banden met het instituut werden voortdurend nauwer. Als één van de eerste instituten in Nederland werden op 28 februari 1978 de afspraken tot samenwerking formeel vastgelegd. En vanaf toen kreeg de oudervereniging inspraak in belangrijke benoemingen en een belangrijke rol in de ‘collectieve ouderparticipatie’. Wellicht dat mensen zich nog de ‘ouderdagen’ en de ‘broer- en zussendag’ kunnen herinneren.

Bij de Augustinusstichting was het zogenaamde adviesrecht al langer gebruikelijk, ook zonder formele status. Op initiatief van de vereniging kwam er een klachtencommissie en vanaf eind jaren 80 werd de oudervereniging bij elke zorgvernieuwing betrokken. In 1990 werden de afspraken hierover in een intentieverklaring vastgelegd. Niet lang daarna groeit het besef dat niet alleen ouders, maar ook familieleden actief willen zijn binnen de organisatie. De oudervereniging veranderde haar naam in ‘familievereniging’. En in 1996 krijgen ook bewoners een stem! De bewonersraad van de Augustinusstichting werd nadrukkelijk betrokken in besluitvormingsprocessen.

Vanwege deze nieuwe ontwikkelingen op het gebied van medezeggenschap en cliëntenparticipatie zoeken de Augustinusstichting en Maria Roepaan samenwerking met elkaar. Ook de familieverenigingen benaderden elkaar. Niet veel later is op alle organisatorische niveaus samenwerking een feit. Door een fusie van de Augustinusstichting en Maria Roepaan ontstaat de nieuwe organisatie Saamvliet. Wanneer deze organisatie na drie jaar samengaat met de Binckhof en Wodagg krijgt de organisatie wederom een nieuwe naam, Vizier. De bestaande familievereniging van de Binckhof gaat binnen deze fusie ook samenwerken met de nieuwe familievereniging. In 2006 herhaalt dit proces zich nog een keer door de fusie met de Wendel. De nieuwe organisatie krijgt de naam Dichterbij. De nieuwe familievereniging krijgt de naam Dicht-bij.

Omdat vanaf 1996 de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (Wmcz) van kracht is, verandert in de loop van de tijd de rol en de positie van de familievereniging. De medezeggenschap van cliënten werd formeel vanaf 1998 door de Regioraden en een Centrale Cliëntenraad overgenomen. De aandachtsgebieden voor de familievereniging zijn veranderd, maar dichtbij willen we blijven.

Gebruikte bronnen: 

1. Maria Roepaan 1951 -1986, De geschiedenis van een leefgemeenschap van geestelijk gehandicapten, Drs. P.A.T. Dickman,

2. Ouwe Tinus 1957 – 1997, Het verhaal van 40 jaar St. Augustinusstichting in Gennep, Karel Bruinsma.

3. Dichterbij dan ooit, Verbeelding van patiënt naar burger, Ted Selbach.